Pijnlijk

Man, die dag, pijnlijke dag,
die geen kaarslicht, geen waterfietsen bracht.
Er was daar hoofdpijn, dreigend, een terras,
in de kaarshouder een barst,
een hoofd vol schoten hagel,
een jacht gedachten die maar niet genas.
Met scheve tanden-ogen vroeg ze: ‘wat zit je dwars?’
Bij de gedachte keert mijn maag zich
kolkend tegen de gracht.