Bad

Bad

 

Je ligt in bad, ik zie de golven.
Regenspikkellicht stroomt door de ruit.
In jou is liefde weer een zinnenmeer,
een vrolijk ontvreemden van mijn stemgeluid.

Kervend van geluk, door blauw bedolven,
bezuigt de zon je zomerhuid.
De dekens zijn van glas geworden!
Het wordt koud, lief, kom er uit.