Voor vertrek (2008)

we zaten samen in het gras, denk ik. Het was in de ochtend, dus het vondelpark bestond nog niet. Ze had dat paarse truitje aan waar de eenden zo van houden. De vijver klotste van genot. Het was een goede dag, maar alle sentiment kwam over alsof het vals was. Al die gebouwen. Als je keek naar alle groeven en krommingen, dan kon je zien dat iemand er energie in gestoken had, en dat iemand het werk erin kon zien en die energie er weer uit kon halen, kopieren. Als je goed keek, was die energie er niet echt, was ze vervlogen uit de ramen, deuren en kleine versierseltjes die er toe doen, tot ze uit gewoonte onzichtbaar zijn geworden. De zuilen zaten vol gel of sinaasappelsap dat er nu uit gelopen was.

Goed bekeken was het gebouw gewoon dood, zoals alle gebouwen dood zijn. Sentiment is verraderlijk. Wat is een bouwstijl meer dan een inkerving in de wereld, zodat je de weg niet hoeft te vragen?

Ik hoopte dat zij voor mij net zo leeg kon zijn, dan kon ik tenminste op het vliegtuig stappen. De eenden leken nog wel vol van haar, en ik probeerde niet aan hun kant te staan. Gedachten en gevoelens kwamen echter aankloppen als jehovas op een onbezorgde dag. Misschien moest ik haar iets te drinken aanbieden; dit kon nog lang duren.