Dag 12214 – De dronken man in het park

Tijdens één van die spaarzame zondagmiddagen in December die écht zonnig zijn, zit ik in het Park Lepelenburg op een bank mijn gedachten wat te laten waaien. Het wintergrijs in mijn wangen wordt verdrongen door het felle licht. Het is een dag om buiten te zijn, zo één waarop het je later zou spijten als je binnen bleef. Ik heb me dan ook voorgenomen buiten te blijven tot de zon helemaal achter de horizon verdwenen is. Ze staat op haar hoogst, nu, maar toch werpt het muziekhuis aan de rand van het grasveld een lange schaduw, zoals gebouwen dat nu eenmaal gewoon zijn in December. Een groep studenten vangt het witte licht in een videocamera. In de scène die ze filmen struikelt een jongen over een meisje dat ligt te baden in de zon. Ze filmen naar beneden, zodat de kale bomen niet verraden dat het allemaal niet zo zomers is als ze willen laten geloven. Het meisje moet het wel koud hebben, zo met haar rug op de grond.

Na een minuut of tien wordt hun lust tot filmen verstoord door een man van rond de 30, ongeveer mijn leeftijd, die ondanks het vroege tijdstip duidelijk een slok teveel op heeft. Hij begint vunzige opmerkingen naar de vrouwen in het gezelschap te slingeren. Als hij, na een aantal minuut of vijf volgehouden te hebben, bereikt heeft dat de hele filmploeg haar spullen pakt en op volgehangen fietsen vertrekt, komt hij naar mijn oase van rust en zonneschijn toegelopen. Aan zijn hand heeft hij een roze damesfiets met daarop een motief van witte bloemen geschilderd.

Bij het lopen grijnst hij, en bij iedere stap die hij zet raken zijn voeten net iets te hard de grond.

“Zo, ik kom er even bijzitten.” zegt hij, en omdat hij al druk doende is de daad bij het woord te voegen, knik ik.

Het is een spraakzame man, een eigenschap waar ik geen bezwaar tegen gehad zou hebben als niet elke zin die hij uitspreekt zo ongelooflijk bot en banaal is. Ongeveer een kwartier lang hoor ik lijdzaam aan hoe elke passerende vrouw, hoe ver weg ook, een vunzige opmerking naar haar hoofd krijgt, me een beetje schamend dat ik er niet echt iets tegenin breng. O, ik probeer het onderwerp wel te veranderen – soms kun je nog een goed verhaal lospeuteren van zo iemand -, maar op wonderlijke wijze doet alles wat ik zeg hem aan seks denken. Twee dingen zegt hij die daar niet mee te maken hebben: Hij vraagt of ik een sigaret voor hem heb en of ik een fiets wil kopen.

Er hangt agressie in de lucht.

Ik zeg dat ik weer eens verder moet, en sta op. De man wordt meteen boos.

“Laat je me nu alleen?” vraagt hij verwijtend. Ik bevestig, zeg vriendelijk gedag en draai hem mijn rug toe.

“Heb je echt geen sigaret?” roept hij nog na.

Ik loop het pad af, en voel dan weer de zon, de zon die de hele tijd heeft geschenen. Het is of ik uit een donker bos kom. Ik haal een keer diep adem. Er valt weer licht op mijn wangen en het park komt weer tevoorschijn. Een zondagmiddag in December en de zon zakt. Nog een paar uur. Je zou het bijna vergeten.